
Van bijzondere kubus naar hernieuwd icoon in een bruisende stad
Een collectie als die van het Maritiem Museum vraagt om een bijzonder gebouw. Dat hebben we sinds 1986, met de markante kubus van Quist. Maar hoe was de huisvesting daarvoor eigenlijk? En wat is er nodig in de nabije toekomst om het museum en zijn positie binnen de stad nog beter te benadrukken?
Terug naar het begin
Dit verhaal begint in 1852 aan de Willemskade. In het gloednieuwe ruime sociëteitsgebouw van de Koninklijke Nederlandse Yacht Club (KNYC) wordt ruimte gemaakt voor de verzameling maritieme voorwerpen van de leden, onder wie Prins Hendrik, beschermheer van de KNYC. De verzameling wordt in 1874 tegen een entreeprijs van 25 cent toegankelijk, maar na het overlijden van Prins Hendrik in 1879 komen de financiën niet meer rond. De KNYC wordt in 1880 opgeheven en pand en collectie komen in handen van de gemeente Rotterdam. Het museum krijgt de naam Maritiem Museum Prins Hendrik.
Het museum groeit in de jaren twintig en dertig snel uit zijn jasje. De ruimte voor de collectie is sinds 1885 al beperkt omdat dan het nieuwe Museum van Land- en Volkenkunde (het huidige Wereldmuseum) ook in het gebouw gevestigd wordt. De steun van Rotterdamse ondernemers zorgt dat de collectie gestaag groeit. Na het bombardement van Rotterdam in 1940 besluit de gemeente dat er een nieuw gebouw voor het Maritiem Museum moet komen. Daarin wordt ook het in 1919 opgerichte Nationaal Technisch Scheepvaartkundig Museum (later NISS) gehuisvest. Het gebouw komt te staan op het braakliggende Land van Hoboken, naast het huidige Erasmus MC.
In de jaren van wederopbouw groeit de collectie verder. In 1974 besluit de gemeente dat NISS en Maritiem Museum moeten samengaan in een nieuw nationaal scheepvaart- en havenmuseum. Op een andere locatie, want de nieuwe oost-westlijn van de metro loopt recht onder het bestaande gebouw door: het moet gesloopt worden. Het museum wordt tijdelijk gehuisvest in een kantoorpand aan de Scheepmakershaven. Ondertussen wordt besloten dat de nieuwe locatie de Leuvehaven wordt, op dat moment een tamelijk stille kade met afgemeerde binnenvaartschepen en geparkeerde auto’s. Een fantastische keuze. Met zijn plaatsing op de kop van de Leuvehaven markeert het Maritiem Museum nu de overgang van stad naar haven. De gekozen ontwerper van het gebouw: de bekende architect Wim Quist.

Nieuw icoon in de stad
Wim Quist speelt in de jaren 80 een belangrijke rol in het vormgeven van het nieuwe Rotterdam. Zijn ontwerpen zijn van begin tot eind doordacht: ‘Alles aan een gebouw moet kloppen… daar ben je dus een hele tijd mee bezig, met puzzelen.’ Dat is goed te zien aan de huisvesting van het Maritiem Museum. Het pand is tegelijk museaal en sober, met de vorm van een diagonaal gehalveerde kubus. Het nieuwe gebouw heeft een moderne opzet, passend bij de museumtrend van die tijd: thematisch, analytisch, discussiërend en educatief. De schuine zijde van de kubus is gericht op de Leuvehaven, waar de buitencollectie in die jaren vorm kreeg. Daardoor ervaart de bezoeker tijdens de museumroute in het museum een gevoel van verbinding tussen stad, haven en collectie. Dat komt door slim gekozen zichtlijnen en gevelopeningen die zicht op het buitengebied geven, met als belangrijkste moment in de route het hoekraam met uitzicht op de haven en het beeld van Zadkine.
Van buitenaf is het een heel ander verhaal. Het gebouw staat letterlijk met zijn rug naar de stad. Het heeft daardoor een ingetogen en naar binnen gekeerde uitstraling. Ook dat maakt het gebouw voor de jaren tachtig, waarin de Coolsingel en Westblaak zesbaanswegen zijn, tot een geniaal en kloppend verhaal.
Het gebouw van Quist wordt in 1986 opgeleverd. Het is niet alleen een icoon voor Rotterdam, maar ook een uitgelezen voorbeeld van de Post’65-architectuur, met zijn strakke bouwstroken en sobere opzet. Ook de door Quist ontworpen schouwburg uit 1988 en kantoorgebouw Willemswerf uit 1989 zijn hier voorbeelden van.


Wim Quist ontwierp onder andere de Schouwburg uit 1988 en kantoorgebouw Willemswerf uit 1989, Beelden aan Zee en de uitbreiding op het Kröller-Müller Museum.




Veertig jaar later
Veranderende stad, duurzaamheid en publiek
Rotterdam ontwikkelt zich razendsnel vanaf de jaren tachtig, net als het stadsgebied waarin het Maritiem Museum staat. Door de jaren heen zijn verschillende aspecten van de huisvesting ter discussie gesteld. Zoals de locatie, de vraag of de binnen- en buitencollectie bij elkaar moeten blijven, of de aansluiting van het museum en zijn gebouw bij de ontwikkelingen van het stadsgebied. Daarnaast is het gebouw van de gemeente, waarmee het museum nauw samenwerkt. Een recenter vraagstuk is hoe het kan blijven voldoen aan de gemeentelijke eisen voor duurzaamheid en circulariteit en die voor publiek gebruik. Daarnaast is de vraag hoe de oppervlakte van het museum slim benut kan worden om ruimte te bieden aan nieuwe gezamenlijke ambities van museum en gemeente.
Als een paal bovenwater staat dat de collectie – buiten en binnen – één geheel moet blijven en dat de locatie aan de Leuvehaven onmisbaar is voor het verhaal over maritiem Rotterdam. Het gebouw met haar zichtlijnen van binnenuit heeft nog altijd de allure van toen. Maar opnieuw is het buitenaanzicht een heel ander verhaal.
De geslotenheid naar de drukke stad, die in de jaren tachtig zo logisch en geniaal was, maakt het museum binnen de huidige omgeving eerder een obstakel dan een icoon. Het stadsgebied is veranderd, en zal zich de komende jaren verder ontwikkelen. Wat voorheen een plek was met ruimte voor een zesbaansweg wordt een autoluwe, levendige verblijfsplek met woningen, terrassen en ruimte om aan de kade te zitten. Een veel groenere omgeving, ook met het oog op klimaatadaptatie en hittestress.

Hoe nu verder?
Toekomstplannen en ambities gevat in bouwstenen
Hoe het gerenoveerde museumgebouw er exact uit zal komen te zien is een proces dat nog verder vorm moet krijgen. Gemeente en museum zijn in gesprek over de doelstellingen ten aanzien van het gebruik en de uitstraling van het gebouw. Ontwerpbureau Obscura heeft de belangrijkste denklijnen vormgegeven in mogelijke bouwstenen. Ze zijn de basis voor een traject dat in de komende jaren steeds meer vorm zal krijgen.
De ambities: gebruik, gebouw en gebied
Het Maritiem Museum wil met het nieuwe museumgebouw een verbinding maken tussen haven en stad: een zogenoemde ‘terminal’. De ambities voor deze terminal zijn op te delen in drie aspecten: (1) het gebruik, vanuit de museale functie, (2) het gebouw zelf en (3) het gebied, de inpassing in de omgeving. Hieronder worden deze ambities verder toegelicht aan de hand van de bouwstenen van Obscura.
-
Ambities vanuit gebruik
Het Maritiem Museum wordt een plek die het hart van elke Rotterdammer sneller doet slaan en een must see voor mensen binnen en buiten de stad. Een laagdrempelig museum voor een breed publiek: het museum is voor iedereen. Het museum wordt aantrekkelijker gemaakt door een attractievere entree en publieke programmering op de begane grond. Het depot, werkplaatsen en de haven zijn onderdeel van de publieksbeleving van(uit) het gebouw.
-
Ambities vanuit gebouw
Het museum wordt vernieuwd vanuit de oorspronkelijke gedachte van het ontwerp van Quist en met respect voor de post 65 architectuur. Het gebouw wordt bijna energieneutraal (BENG), zodat het voldoet aan de eisen van duurzaamheid en circulariteit die de gemeente Rotterdam stelt aan haar gebouwen. Er wordt tijdens de renovatie ook rekening gehouden met het onderhoudsplan van de toekomst.
-
Ambities vanuit gebied
Het Maritiem Museum ligt op een historische locatie in het centrum van Rotterdam, op de grens tussen de waterstad en de binnenstad. Hier kruist de stadsas met de Blaak-boulevard en mondt de Rotte uit in de Leuvehaven. Het museum fungeert als verbinding tussen deze verschillende werelden: haven en stad. Het wordt een uitnodigend gebouw met uitstraling dat alle Rotterdammers en bezoekers verwelkomt. De vernieuwing met een open en herkenbare entree maakt van buitenaf zichtbaar wat binnen gebeurt, en van binnenuit is er zo duidelijk contact met de buitencollectie aan de Leuvehaven. Ook de openbare ruimte rondom het museum wordt aantrekkelijk, met een centrale rol voor het water.
Rotterdam ontleent een groot deel van haar identiteit aan de rivier en de havens. De Leuvehaven is één van de weinige plekken in het stadscentrum waar deze identiteit ruimtelijk waarneembaar is. De haven dringt hier door tot in het hart van de stad. De ambitie is om de rivier als recreatielandschap voor bewoners en bezoekers als aantrekkelijke verblijfsruimte in te richten en bij de Leuvehaven kan dit waargemaakt worden.
De buitenruimte Leuvehaven zal opnieuw worden ingericht om te voldoen aan de behoefte aan een betekenisvolle, groene leefomgeving voor bestaande en toekomstige bewoners uit Cool-Zuid en het Maritiem District, bezoekers van het museum en Haven Informatie Punt. Belangrijk bij deze herinrichting is de inpassing van de collectiestukken van het museum op de kade.
In het nieuwe ontwerp wordt veel groen toegevoegd. Er wordt een groen talud gerealiseerd om het hoogteverschil tussen de Schiedamsedijk en de kade op te lossen. Er worden grote groenvakken met een variëteit aan beplanting geplaatst. Deze groenvakken worden omsloten met natuurstenen banden waar bezoekers op kunnen zitten. Aan de kade komt bestrating (een mix van keien en stelconplaten) waar bezoekers langs het water en objecten van het museum kunnen wandelen. De kade is autoluw en alleen expeditieverkeer is toegestaan.
De werkzaamheden beginnen dit najaar en duren ongeveer één jaar.
Rotterdamse Dakendagen biedt kans op bevragen publiek
Het dak van het Maritiem Museum is dit jaar een spraakmakend onderdeel van de Rotterdamse Dakendagen, van 29 mei t/m 9 juni 2025. Deze is interventie een mijlpaal in het vernieuwingsproces van het museum. We vragen bezoekers tijdens de Dakendagen vragen naar hun beleving van het gebouw en de voorgestelde vernieuwingen. De bouwstenen van Obscura zijn te zien aan de zijkant van de trap op het Plein 40-45. Ook staat er op het dak een metrozitje, waar bezoekers het huisvestingsverhaal beknopt terug kunnen lezen. Deze presentatie zal na de Dakendagen naar de hal van het museum verhuizen.
