Ga naar de hoofdinhoud
Vaar mee met onze Historische Vaarten over
999
Vaar jij mee?
Vaar mee met onze Historische Vaarten over
999
Vaar jij mee?
Vaar mee met onze Historische Vaarten over
999
Vaar jij mee?
Vaar mee met onze Historische Vaarten over
999
Vaar jij mee?
Vaar mee met onze Historische Vaarten over
999
Vaar jij mee?

Interview met Fekrie Haile

Fekrie groeit op in Asmara, de hoofdstad van Eritrea. Zijn jeugd is niet gemakkelijk, maar hij heeft al jong een sterke wil om iets van zijn leven te maken. Op zijn achttiende meldt hij zich aan bij de marine – een besluit dat zijn leven voor altijd zal veranderen. Zijn verhaal is er een van veerkracht, verlies en opnieuw beginnen. In Rotterdam vond hij een veilige haven waar hij een steunpilaar werd voor anderen.

Beluister het interview

00:00:00 / 00:00:00

Wat zijn je vroegste herinneringen aan je jeugd? 

Mijn jeugd was geen gemakkelijke tijd. We groeiden op in moeilijke omstandigheden, met weinig financiële middelen. Onderwijs was beperkt en kansen waren schaars. Toch herinner ik me hoe ik altijd nieuwsgierig was, want ik wilde leren, begrijpen, groeien. Dat was alleen niet vanzelfsprekend in de wereld waarin ik opgroeide.

Waarom besloot je je aan te melden bij de marine? 

Er was simpelweg geen werk. Mijn ouders konden me niet ondersteunen in verdere studie, dus ik betaalde mijn middelbare school zelf, via allerlei bijbaantjes. De marine bood een kans op een stabiele toekomst en de mogelijkheid om mezelf te blijven ontwikkelen.

Hoe zag de training bij de marine eruit? 

Zwaar. Ik werd opgeleid als Marinier, MARSOF, wat betekende dat ik getraind werd voor operaties op zee, land én in de lucht. In 1961 begon ik met drie maanden basistraining. Daarna volgde de parachutistenopleiding op de militaire basis in Debre Zeyti. Ik zat ook een aantal jaren gevangen, maar na mijn vrijlating werd ik verder opgeleid tot marine-instructeur. In 1972 volgde ik een gespecialiseerde opleiding tot marinevliegbeveiligingsinspecteur. Mijn taak was om vliegtuigen, uitrusting en operaties te controleren op risico’s. Alles bij elkaar volgde ik ruim drie jaar intensieve trainingen.

Wat vond je mooi aan je werk? 

Het hield me fysiek en mentaal scherp. Je werd voortdurend uitgedaagd om je grenzen te verleggen. Tijdens trainingen moesten we bijvoorbeeld van Massawa naar Assab lopen. Dat was een dagenlange tocht langs de snikhete kust van Eritrea. Temperaturen lagen 's nachts nog rond de 30 graden. Ons uithoudingsvermogen werd zwaar op de proef gesteld. Maar er waren ook fijne momenten. In onze vrije tijd mochten we soms met toestemming een kleine boot gebruiken om naar Sheikh Said Island te varen – een prachtig eiland vlak bij Massawa.

Wat voor werk deed je aan boord? 

In het begin deed ik allerlei taken die me werden toegewezen. Later kreeg ik meer verantwoordelijkheid. Ik werd opgeleid tot pelotonssergeant, en werd verantwoordelijk voor de zorg van het team en de operationele controle. Sommige van mijn collega’s reisden naar de VS om nieuwe schepen op te halen of voor onderhoud. Ik voerde vooral patrouilles uit langs de Rode Zee, en soms verder zuidwaarts richting Djibouti, Somalië en Kenia.

Welke uitdagingen kwam je tegen tijdens je dienst? 

In het begin van de jaren zestig van de twintigste eeuw begon de onafhankelijkheidsstrijd in Eritrea. Als marinier werden we ingezet voor patrouilles, maar halverwege mijn diensttijd werd ik, samen met tientallen collega's, opgepakt. Zonder bewijs, zonder proces. Er was wantrouwen tegen Eritreeërs binnen het Ethiopische leger, en ik werd verdacht van sympathieën voor het verzet. Ik zat zeven jaar vast. Dat brak me, want ik was getrouwd en ik had een gezin. Die afstand, dat onrecht, heeft diepe sporen nagelaten. Na mijn vrijlating kon ik moeilijk terugkeren in dienst. Veel collega’s vertrouwden ons niet meer. Sommigen sloten zich aan bij het front, terwijl anderen vluchtten naar Nederland, Canada, Soedan of de VS. Ik besloot uiteindelijk ook te vluchten – naar Rotterdam.

Waarom werd Rotterdam je eindstation? 

Vrienden en oud-collega’s hadden zich daar al gevestigd. Zij vertelden me dat Rotterdam veilig was – een stad vol kansen. In de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw stond Nederland bekend om zijn bescherming van mensenrechten. Dat gaf hoop. Ik twijfelde niet lang en vertrok.

Viel Rotterdam mee? 

Absoluut. Het was schoon en veilig. De verhalen klopten. Ik voelde me welkom en begon langzaam mijn nieuwe leven op te bouwen.

Wat heeft het leven in Nederland je geleerd? 

Dat je er zelf iets van moest maken. Er zijn hier kansen, maar je moet ze grijpen. Ik had geen academische achtergrond, wat het lastig maakte. Sommigen van mijn collega's konden doorstuderen, maar ik had geen netwerk of startkapitaal. Ik heb allerlei baantjes gehad en cursussen gevolgd. Ik behaalde zelfs mijn SVH-diploma. Mijn droom was een eigen horecazaak, maar zonder financiële steun kwam het er nooit van. Wat ik wél leerde: een netwerk is cruciaal om verder te komen.

Wat zijn de belangrijkste levenslessen die je zou willen delen? 

Geloof is mijn houvast. Mijn christelijke overtuiging gaf me kracht in moeilijke tijden. Ook geloof ik sterk in het belang van educatie want het opent deuren en verruimt je blik. En nog belangrijker: wees er voor anderen. Dat is waarom ik Stichting Gezana mee heb opgericht. Ik weet hoe het voelt om alles achter te laten. Ik wil anderen helpen om zich gezien en gesteund te voelen.

Fekrie’s leven vertelt het verhaal van een man die ondanks tegenslag zijn eigen weg koos, met vastberadenheid, dienstbaarheid en hoop. In Rotterdam vond hij niet alleen een nieuwe start, maar werd hij een steun voor velen. 

Boek tickets